zondag 29 juni 2008

Miscommunicatie in Jordanie

Wadi Musa, Jordanië (2004)

Het management van hotel 'Al Anbat' bestaat uit twee heren: Mohammed, de eigenaar, en zijn hulpje dat ik Manuel zal noemen. Na mijn kamer bekeken te hebben vraag ik aan Manuel of hij een handdoek voor me heeft: “A towel”. “Tower?” vraagt hij verbaasd. “Yes” zeg ik, denkend dat hij de “L” niet goed uitspreekt. “Tower 5000 euro”. “What?!” “Yes, tower price 5000 euro”. Nee, nee, ik wil geen toren ik wil een handdoek. Ik heb twaalf uur door de stoffige woestijn gereden, ik wil douchen. Ik ga in gebarentaal over; doe alsof ik met een handdoek mijn rug droog wrijf. “Dance? Want bellydance?” Ik ken het Arabische woord voor douche – “douche” - en dat begrijpt hij: “You want hot water?” “Yes, uhh, no, yes, nonono!” Ja, natuurlijk wil ik warm water, maar als ik nu ja zeg, krijg ik warm water en geen handdoek. Teneinde raad loop ik de wc in, pak daar de handdoek en houdt hem voor Manuels neus. “Ahh, towel!” Eindelijk krijg ik een handdoek. En tien minuten later een koude douche.
Als ik schoongewassen tussen de lakens kruip gaat de telefoon. Mohammed die mij vraagt: “You will dinner now or tomorrow?” Ik: “Dinner?” Hij: “Yes, dinner, now or tomorrow?” Ik wil antwoorden dat ik nu geen etenwil maar naar bed; het loopt tegen middernacht. Ik realiseer me op tijd dat deze mededeling wellicht verkeerde verwachtingen kan wekken, zodat we het “Dinner? Dinner!” nog een paar keer herhalen. Dan rolt bij mij het kwartje. Hij bedoelt dinar, geen dinner! Ik heb nog vier dinar wisselgeld te goed. Nou, dat kan wachten tot morgen.

Puna (India)

Puna, 2 maart 1996

Als we in Puna in de ochtendspits te voet naar het treinstation gaan, zien we een man in de goot liggen. Hij is helemaal zwart geblakerd, het lijkt wel of hij verbrand is. Her en der bedekken smerige vodden wat lichaamsdelen; hij is grotendeels naakt.
Leeft hij eigenlijk nog? Ja, ik zie zijn lippen wat prevelen. Maar hij is duidelijk stervende. Keurige kantoormannen strak in het pak, gewapend met leren attachékoffertjes stappen over hem heen; hun blik op oneindig.
Ik loop met de meute mee, we moeten immers een trein halen. “Ik heb me dit verbeeld”, denk ik; “ik heb dit niet meegemaakt, dat is onmogelijk”. Ik maak mezelf wijs dat als ik dit maar vaak genoeg herhaal, ik het ook niet meegemaakt zal hebben.
De trein zet zich in beweging. Pim ziet bleek en zegt: “Dat was niet best”. Ik wil niet huilen! Ik wil niets voelen nu. Niet nu in een volle trein. “Typhusland!” is het enige dat ik weet te zeggen. “Typhusland”.

Karaoke (volksvermaak of therapie?)

Karaoke? Nee zeg, aan die onzin doe ik niet mee hoor. Dronken luitjes die niet kunnen zingen en niets beters te doen hebben, daar voel ik me toch ver boven staan.

Khorat, juli 2000

Reismaatje Pim en ik hangen een dagje rond in Khorat in afwachting van de komst van reismaatje Danny. Het is nu avond, we gaan naar ons hotel. “Zullen we nog even een biertje nemen?” Wel ja, het is nog te vroeg om te gaan slapen. Laten we dat hier dan maar doen, in het aan het hotel aangrenzend etablissement.
We nemen plaats; we bestellen en krijgen een kaart voorgeschoteld met daarop titels van songteksten, voornamelijk uit de jaren 60 en 70. “Singsong” verduidelijkt de dame. Ach, wat aardig, ik mag aankruizen welke muziek ik wil horen en kruis braaf wat nummers aan “Uhh, ik geloof dat het de bedoeling is dat je zelf die nummers gaat zingen” laat Pim mij weten en ik neem geschrokken een grote slok whisky (tja, dat drink je nu eenmaal sneller in Thailand dan een biertje). Ik gris de muziekmenukaart schielijk uit de handen van de serveerster.
Waarom begin ik nu ineens zo te beven? Kan niet van de whisky zijn hoor, daar ben ik wel aan gewend. Ik begin Pim omstandig uit te leggen waarom ik er niet over peins om aan deze onzin mee te doen. Op de achtergrond snerpt de stem van een Thaise jongedame. Tsssss, dat ze dat durft zeg, op dat podium, niet gehinderd door enig zangtalent. Ik merk dat mijn handen steeds heviger gaan trillen. Ik word mij weer akelig bewust van mijn fobie: zingen waar andere mensen bij zijn. Dit doe ik niet meer sinds de 4e klas lagere school.
De traumatische ervaring staat mij nog helder voor de geest. Er werden kinderen gezocht voor een zangopvoering op de radio. “Ik meester! Ik meester!” Mijn vingertje stak enthousiast omhoog. Ik zag het al helemaal voor me: Tijdens de opnames zou ik roepen: “Dag mama, ik ben op de radio!”.
“Nee” zei meneer Hazeloop, de zangleraar, “Jij kunt niet zingen, jij mag niet mee”.
Zingen in het openbaar heb ik sindsdien nooit meer willen doen.
Maar nu moet ik nodig plassen en dat moet op een hurk wc. Terwijl ik stumperend mijn plasje doe, probeer ik redenen te bedenken om wél te gaan karaoken. En ik kan eigenlijk maar één reden bedenken: “Mijn moeder durft wel in het openbaar te zingen, dus waarom ik niet?” Trillend ga ik terug de kroeg in en besluit: ik ga dat podium op, ik ga karaoken, ik ga zingen.
Het beven begint nu angstaanjagende vormen aan te nemen, maar ik weet twee nummers op het muziekmenu aan te kruizen: “Hotel California” en “Proud Mary”. Deze nummers ken ik tenminste (denk ik). Ik zak zowat door mijn hoeven als de muziek van het nummer “Hotel California” begint, maar ik weet me het podium op te hijsen. Shit, dit was toch een makkelijk nummer? “On a dark desert highway” ik klink als een grijsgedraaid oorlogsalarm “Cool wind in my hair” wat een rare toonhoogte, ik zit een halve octaaf te laag. Gelukkig, het volgende nummer begint: “Left a good job in the city!!!!!” dit gaat beter. Er snelt geschrokken iemand toe om het volume lager te draaien. “Workin’ for the man every night and day!!!” wat gaat dit lekker, kon meneer Hazeloop me maar zien “But I never lost a minute of sleepin’” ik heb talent! “Worryin’ ‘bout the way things might have been” ik voel me Tina Turner, alle remmen los nu “Big wheel keep on turnin’; Prououououdd Mary keep on burnin’. Rollin’ Rollin’ Rollin’ on the river!!!!!!!”
Applaus! Een groepje enthousiaste Thai nodigt ons uit om aan hun tafel te komen zitten. Ik, de diva van de avond, schuif aan en accepteer de glazen whisky. Proost! Als ik voor het naar bed gaan tegen Pim zeg dat ik dit niet van mezelf verwacht had, antwoordt hij: “Toen je begon te beven wist ik al dat je het podium op zou gaan”.
Soms kent een ander je beter dan je jezelf kent.

Mannen in Marokko

In mei ben ik naar Marokko geweest. Ik heb daar veel leuke mannen ontmoet. (Veel leuke vrouwen ook, maar die gaan minder gretig op de foto). Jawel, het is echt Eddy Murphy die je ziet. Ik kwam hem tegen in een oase, vermomd als touareg. Altijd lachen met Eddy, hij was weer blij dat hij me zag.
Mogelijk komt de gladiator je bekend voor (klik maar op de foto als je 't niet goed ziet). Kan kloppen, die is met me mee naar Nederland gegaan.
Posted by Picasa

Voetbalplaatjes

“Koopzegels?”. “Nee, dank je”. “Voetbalplaatjes?”. “Nee hoor”.
Dag na dag, week na week, waarschijnlijk honderd keer op een dag, vraagt de caissière hetzelfde. Ik ben het aardig beu: “U vraagt mij drie keer per week hetzelfde, ik zeg altijd nee. Zie ik er nu uit alsof ik voetbalplaatjes spaar? Probeer mijn gezicht te onthouden en vraag het mij niet meer”. De caissière kijkt beledigd de andere kant op. Maar het heeft geholpen merk ik een paar dagen later als ik mijn boodschappen inpak. Er klinkt slechts een afgezaagd: "Fijne dag verder". Naast mij hoor ik iemand fluisteren: “Mevrouw, mag ik uw voetbalplaatjes?”. Een knulletje van een jaar of negen kijkt mij smekend aan. Achgoh.. hoe lang staat hij hier al? Doet zijn moeder hier geen boodschappen? Heeft de lieverd er minder dan zijn vriendjes? Wacht hij misschien al weken op dat ene plaatje van zijn favoriet?
“Waar blijven mijn voetbalplaatjes?!” snauw ik tegen de caissière.